Het is aangenaam koel in het bamboebos, ondanks de middagzon die de thermometer boven de 30 graden duwt. Een paar vrouwen inspecteren de meters hoge bamboe en hakken hier en daar een lange stam af, om die vervolgens achter zich aan te slepen. Twee opgeschrikte dik-dik-antilopen rennen dieper het bos in, terwijl een duo olijfibissen krijsend opvliegt.
Het is niet China, maar het Muranga-gewest, een kleine honderd kilometer ten noorden van de Keniaanse hoofdstad Nairobi. Bamboe wordt meestal in verband gebracht met China, waar er van alles van wordt gemaakt. Van vloeren en meubels tot bedlinnen en handdoeken. En niet te vergeten is het het voedsel van de pandaberen. Afrika heeft ook grote natuurlijke bamboebossen, van zeeniveau tot hoog in de bergen. Naar schatting bestaat 4 procent van de bossen op het continent uit bamboe.
“Bamboe was er altijd, maar we gebruikten het niet of nauwelijks. We hadden niet echt een idee wat er allemaal van te maken is”, vertelt Juliana Wangari (53) terwijl ze een stam in stukken zaagt. Ze is een nicht van Wangari Mathaai, de Keniaanse milieuactiviste en Nobelprijswinnaar voor de vrede. “Wij kunnen bamboe nog niet gebruiken zoals in China”, vervolgt ze, “maar we leren steeds meer waarvoor het bruikbaar is.”
Zo kookt Wangari tegenwoordig op een vuur van bamboe in plaats van hout. Veel van de bamboesoorten in Kenia zijn niet hol en branden langzaam. Bovendien produceert het minder rook dan hout. De bladeren gebruikt ze als voer voor haar twee koeien. Verder krijgt Wangari samen met andere vrouwen uit de omgeving eens in de maand les in wat er van bamboe te maken is. Ze maakt op dit moment een rek waarop de was of andere dingen kunnen drogen. “Het moeilijkste is om het te zagen, want bamboe is glad. Voor je het weet glijdt de zaag weg en heeft hij je vingers te pakken.”
De vrouwen bezitten allemaal een akkertje waarop ze zelfvoorzienende landbouw bedrijven. Ruim zes jaar geleden gaf het Noorse bedrijf Waterstone, dat handelt in bamboeproducten, elke vrouw 25 bamboestekken voor de akkers. Die zijn nu, net als in het gemeenschapsbos dat is geplant door het Noorse bedrijf, zo’n tien meter hoog.
In het begin was Wangari huiverig voor de bamboewortels, die zich tot verre uithoeken verspreiden. “Maar mijn mango- en papajabomen doen het gewoon goed, net als mijn maïs, bonen en tomaten. Dat gaat dus blijkbaar prima samen. Daarbij komt nog dat mijn akker op een hellinkje ligt en de bamboewortels de aarde vasthouden als het regent. Vroeger spoelde veel van de bovengrond weg naar de buren.”
Ole Bernt Froshaug, directeur van Waterstone, komt regelmatig naar Kenia om te kijken hoe het de vrouwen en de plantage vergaat. Het bedrijf begon het project in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hij koos ervoor om de Oxytenanthera abyssinica te planten, een in Oost-Afrika inheemse bamboesoort. Die doet het goed tussen 1200 en 1800 meter, de hoogte waarin Muranga valt.
“Een inheemse soort doet het altijd goed in een omgeving waar die ook in het wild groeit”, zegt Froshaug tijdens een inspectiewandeling door het bamboebos. “De bamboe op de akkers van de vrouwen bespaart ze elke dag gemiddeld twee uur, die ze anders kwijt zouden zijn aan het zoeken naar brandhout. Bovendien is bamboe een gras en als er een stam gekapt wordt, groeit er weer een nieuwe.”
De gewonnen tijd besteden de 24 vrouwen deels aan hun bamboe-inkomensactiviteit. Stammen van het gemeenschapsbos worden geïmpregneerd met een middel om de nooit verzadigde termieten op afstand te houden. Ze verkopen de stammen aan boeren in de omgeving, die ze gebruiken voor omheiningen. “Een heeft er een stal voor zijn koe van gebouwd”, vertelt Wangari.
Bamboe is ook van waarde voor het behoud van het milieu
Ze laat aan de rand van de gemeenschapsplantage een uit bamboe opgetrokken toilet zien, dat de vrouwen hebben gebouwd met hulp van hun bamboeleraren. “We hebben ook een vierkant schuurtje van bamboe neergezet waar moeders hun baby’s de borst kunnen geven of kunnen uitrusten”, vertelt Wangari met zichtbare trots.
In zo’n 36 van de 54 Afrikaanse landen groeit bamboe in het wild. Maar weinig landen maken op grote schaal gebruik van het gewas. Een verwerkingsindustrie voor bamboe vereist forse investeringen die vooralsnog weinig regeringen of investeerders bereid zijn te doen. Bamboe in Afrika kan niet alleen economisch worden uitgebuit maar is volgens milieudeskundigen ook van grote waarde voor het behoud van het milieu. Het kan bijdragen tot de oplossing voor de grootschalige ontbossing in niet alleen Kenia maar in heel Afrika.
In 1963, toen Kenia onafhankelijk werd, was zo’n 10 procent van de oppervlakte van het land bedekt met bos. Daarna werd er veel gekapt en rond de eeuwwisseling was dat nog slechts 2 procent. De afgelopen jaren is door strenger toezicht en aansporing tot nieuwe aanplanting van bomen, het percentage naar zo’n zeven procent gegroeid. Campagnes om bomen te planten worden steeds vaker ondernomen in Afrika. Eerder dit jaar liet de Ethiopische overheid naar eigen zeggen 350 miljoen stekken planten. Dat was ook wat Nobelprijswinnaar Maathai met haar Greenbelt-beweging al veel eerder propageerde in Kenia. Onder haar aansporing zijn miljoenen boomstekken geplant. Vaak wordt echter vergeten dat de jonge boompjes nog geruime tijd water moeten krijgen om te overleven.
Nieuwe aanplant is hard nodig in Afrika, waar onder meer grote hoeveelheden hardhout illegaal, maar ook legaal gekapt en verkocht worden aan China en het Westen. Bovendien gaat veel bos verloren voor het maken van houtskool. Ten zuiden van de Sahara kookt zo’n 70 procent van de mensen op houtvuur. Daardoor verliest Afrika volgens milieuactivisten jaarlijks een oppervlakte aan bos zo groot als Zwitserland. De ontbossing draagt bij tot de klimaatverandering wereldwijd. Dat is in Afrika mede de oorzaak van de steeds vaker terugkerende en langer aanhoudende droogten. “Ik merkte vroeger al dat sprokkelhout steeds schaarser werd”, vertelt Wangari. “Ik moest vaak houtskool kopen. Nu ben ik blij met mijn gratis bamboe dat zichzelf steeds weer vervangt.”
Bamboe absorbeert ook kooldioxide. Als een stam wordt gekapt of verrot komt een groot deel van het opgeslagen kooldioxide vrij. Maar niet alles, want 30 tot 40 procent van het opgeslagen kooldioxide gaat in de wortels zitten. “Bamboe is geen wondermiddel”, concludeert directeur Froshaug van Waterstone. “Maar het zit in Afrika in een vergeethoekje terwijl het zo bruikbaar en nuttig is. Regeringen zouden er meer oog voor moeten hebben.”