Burundi zinkt steeds dieper weg in het gewelddadige conflict dat het land in de greep heeft. Hoe ernstig de situatie is, blijkt uit de start van een vooronderzoek door het Internationaal strafhof (ICC) naar schendingen van de mensenrechten in Burundi. Sinds president Pierre Nkurunziza vorig jaar aan een omstreden derde ambtstermijn begon, zijn meer dan 400 mensen gedood, ruim 3000 gearresteerd en een kwart miljoen is gevlucht.
De aanklager van het ICC laat navorsen of er voldoende bewijs is voor een formeel onderzoek. Daarvoor gaat geen personeel naar het onveilige Burundi maar wordt gekeken naar rapporten van mensenrechtenorganisaties en informatie van individuen. De Belgische Burundi deskundige, Kris Berwouts, gelooft dat het goed mogelijk is een onderzoek op die manier te doen. “Tot voor kort functioneerde pers en civiele maatschappij op een niveau dat hoog boven buurlanden uitstak. Die kwaliteit is nu de mond gesnoerd maar ze is niet verdwenen. Het is vooral zaak de juiste mensen te identificeren. Elk onderzoek wint bij een intelligente mix van lokale en internationale analyse.”
De ICC- kwam kort nadat, Athanase Kararuza, een veiligheidsadviseur van de president werd vermoord toen hij zijn dochter naar school bracht. Enkele adviseurs van Nkurunziza en loyale legercommandanten zijn in de afgelopen maanden gedood door de gewapende oppositie de vorig jaar een mislukte staatsgreep pleegde.
Aanslagen op overheidsfunctionarissen worden steevast gevolgd door politie razzia’s in arme volkswijken van de hoofdstad Bujumbura en andere steden. Oppositie tegen Nkurunziza is het grootst onder de stedelijke armen en jongeren die niet alleen gekant zijn tegen zijn derde ambtstermijn maar vinden dat hij niets heeft gedaan aan ontwikkeling van het land. Ze maken vergelijkingen met het buurland Rwanda waar wel sprake is van flinke economische groei.
Burundi heeft dezelfde demografische opbouw als Rwanda. Tutsi vormen een kleine minderheid en Hutu de overgrote meerderheid. Rivaliteit tussen beide volken leidde in 1994 in Rwanda ertoe dat het Hutu bewind een half miljoen Tutsi vermoordde. Er kwam een einde aan de volkenmoord toen Tutsi rebellen onder leiding van de huidige president Paul Kagame de macht grepen.
Ook in Burundi stonden beide volken elkaar naar het leven. In 1972 werden zo’n 300.000 Hutu gedood door het Tutsi gedomineerde leger. Berwouts noemt Rwanda en Burundi valse tweelingen die alleen oppervlakkig op elkaar lijken. “Rwanda stapte de toekomst in door de etnische verschillen onder de mat te vegen. Burundi deed het omgekeerde en werkte een traject af waarbij de etnische gevoeligheden centraal stonden, met etnische quota voor het leger en de politieke instellingen.”
Er bestond aanvankelijk veel vertrouwen in de aanpak van president Nkurunziza, zoon van een Tutsi moeder en een Hutu vader. Hij vocht jaren in de Hutu rebellenbeweging tegen het Tutsi gedomineerde leger. Maar het wantrouwen tussen beide volken verdween niet en is weer toegenomen. Volgens onbevestigde berichten worden de laatste maanden veel Tutsi legerofficieren met pensioen gestuurd.
De oppositie tegen Nkurunziza is gemengd. Hutu en Tutsi jongeren demonstreerden gezamenlijk tegen de derde termijn. Een van de laatste mensen die nog openlijke kritiek durfde te leveren op Nkurunziza was Pierre-Claver Mbonimpa, een Hutu en mensenrechtenactivist. Hij werd daarvoor in het gezicht geschoten. Zijn zoon werd kort daarna vermoord. Daarmee was de laatste kritische stem in Burundi het zwijgen opgelegd.
De ontwikkelingen in Burundi baren de internationale gemeenschap grote zorgen. De Europese Unie draaide de geldkraan dicht en de VS dreigen met sancties. De Afrikaanse unie wilde een vredesmacht sturen maar Nkurunziza dreigde dat militair te verhinderen. De voormalige Tanzaniaanse president Benjamin Mpaka begint in mei een nieuwe ronde van bemiddeling tussen regering en oppositie.
Burundi mag een klein land maar de gebeurtenissen kunnen effect hebben op andere landen in de regio. Deskundige Berwouts wijst erop dat Congo, Rwanda en Burundi min of meer op hetzelfde moment door een vredesproces gingen en vergelijkbare grondwetten kregen. “Ze worden op min of meer tegelijkertijd geconfronteerd met het feit dat de verkozen presidenten hun constitutionele aantal mandaten hebben opgesoupeerd. Geen van de drie presidenten is gehaast om plaats te ruimen, en de spanningsvelden die daardoor ontstaan dreigen weer hoog op te lopen.”