Donderdag, half zes: studenten op de campus van het stadje Garissa schrikken op uit het ochtendgebed door granaatexplosies. 147 van hen zullen de aanval van Al-Shabaab niet overleven. Een reconstructie.
Granaatexplosies verscheuren de stilte van de vroege ochtend. Het venijnige geluid van schoten volgt. Het is donderdag, half zes en nog donker. Vijf gemaskerde mannen hebben zojuist de twee bewakers gedood bij de groene toegangspoort van de University College in Garissa. Christelijke studenten, bijeen voor het ochtendgebed in een collegezaal, schrikken op. Islamitische studenten onderbreken hun gebed in de moskee.
De aanvallers gaan naar de moskee, vlakbij de poort maar laten de in paniek wegrennende moslims met rust. Daarna draven terroristen, in het wilde weg schietend, naar een van de campusgebouwen.
“Ze gingen rechtstreeks naar de zaal waar het ochtendgebed werd gehouden. Ze wisten duidelijk de weg”, vertelt Helen Titus. Een kogelwond aan de pols van de studente wordt verzorgd in het ziekenhuis. Ze verhaalt hoe ze bloed van studiegenoten op haar gezicht en haar smeerde en stil ging liggen om de terroristen te laten denken dat ze dood was.
In het Tana-studentenhuis, een van de zes op de campus, wil Collins Wetangula, vicevoorzitter van de studentenvakbond, net een douche nemen als hij schoten en commotie hoort. Hij en drie andere studenten sluiten zich op in hun kamer.
“We hielden ons muisstil. De aanvallers zeiden: Sisi ni Al-Shabaab, Wij zijn Al-Shabaab.” Hij hoort hoe de terroristen mensen ondervragen over hun religie. “Als iemand ‘christen’ zegt, is een schot te horen.”
Om zeven uur krijgt Fred Kafkon Musinai in het West-Keniaanse stadje Kitale een telefoontje. Het nummer van zijn dochter verschijnt op het scherm. Maar een mannenstem aan de andere kant zegt dat hij zojuist de dochter, die pedagogiek studeert, heeft neergeschoten.
“Hij vertelde me dat ze nog ademde en dat de actie wraak was voor de Keniaanse troepen die in Somalië vrouwen, kinderen en ouderen doden.”
Rond een uur krijgt vader Musinai opnieuw een telefoontje van de man. “Hij zei dat mijn dochter dood was en dat ik president Uhuru Kenyatta moest bellen en zeggen dat hij zijn troepen uit Somalië moet terugtrekken.” Als de vader terugbelt is de telefoon uitgezet. Meerdere ouders kregen zulke telefoontjes.
Ruim 850 studenten uit heel Kenia bevonden zich op de campus van de universiteit in het droge en hete stadje Garissa. Honderden verstopten zich, anderen wisten te ontsnappen. Zo’n 80 mensen werden medisch behandeld voor vooral schotwonden. Zeker 147 werden gedood.
Dertien uur na het begi van de aanval lukt het veiligheidstroepen zich een weg te banen naar de plaats waar de aanvallers zich hebben verschanst. Een van hen heeft eerder geprobeerd te ontsnappen en is gearresteerd. De vier overgebleven daders storten zich op de militairen en brengen hun bomvesten tot ontploffing. Een officier komt om. Andere militairen raken zwaargewond.
Om zeven uur ‘s avonds daalt stilte over het universiteitsterrein. De ergste aanslag ooit van Al-Shabaab in Kenia is voorbij. Gedurende de nacht kamt het leger gebouw voor gebouw uit. Later komen mensen van het Rode Kruis en stoppen de stoffelijke resten in lijkenzakken.
Bij het eerste daglicht worden ze in groepen vervoerd naar het plaatselijke vliegveld voor een vlucht naar de hoofdstad Nairobi.
Diezelfde ochtend neemt tweedejaars studente Palette Okombo plaats in een bus. Ze gaat naar huis. “Ik kom hier nooit meer terug. Hoe kan ik mijn leven riskeren voor mijn toekomst?” Zij had een kamer gehuurd in Garissa en bleef ongeschonden. “Maar ik verloor veel vrienden.”
Elders in de stad worden graven klaargemaakt voor moslim-slachtoffers. Hun religie vereist dat ze binnen 24 uur worden begraven.
Habel Mutinda heeft de hele nacht bij de universiteitspoort doorgebracht. Zijn zoon zat op de campus. Hij heeft niets van hem gehoord. Als het leger familieleden binnenlaat voor identificatie, is Mutinda de eerste. “Ik wil kijken voordat de lichamen ontbinden.” Als hij weer naar buiten komt, stromen de tranen over zijn wangen. “Hij is er niet bij.”
Andere stoffelijke resten worden naar Nairobi gevlogen. Op het terrein van het Chiromo-mortuarium zitten familieleden onder markiezen in angstige afwachting. Soms klinkt er een gil. Tranen vloeien. De media worden op afstand gehouden. Sommige familieleden verlaten opgelucht het mortuarium, althans tijdelijk. Hun kind zat niet bij deze groep dode lichamen.
Deze reconstructie is gemaakt met materiaal van de Keniaanse tv-zenders NTV, KTN en Citizen, de kranten The Daily Nation, The Standard en The Star, en eigen reportagewerk.